Leefwijze, temeperatuur en schuilplaatsen.
Leefwijze van de wesp:
- In het voorjaar legt het bevruchte wijfje (koningin) het begin van de wespennest aan.
- Het ballonvormig nest alsmede de raten worden gemaakt van afgeknaagd zacht hout en andere vezels, dat wordt fijngekauwd en met water en speeksel wordt vermengd tot een grijs tot geel bruinachtig materiaal.
- In de raten bevinden zich zeshoekige cellen waarin de koningin de eitjes afzet. De daaruit komende larven worden door haar gevoed.
- Als een larve volgroeid is, spint zij een papierachtige deksel over de opening van de cel.
- Na de verpopping komen hieruit de eerste werksters.
- De werksters zijn onvruchtbare vrouwelijke exemplaren. Zij zorgen verder voor het voeden van de larven en de koningin. Ook dragen zij verder zorg voor de opbouw van het nest en de verdediging van het wespenvolk.
- In Augustus/September worden ook mannelijke exemplaren geboren (Darren). Zo ook de nieuwe koninginnen. Deze worden geboren uit de grotere cellen. Deze verlaten vervolgens het nest om te paren waarna de darren na het paren sterven.
- Bij de eerste nachtvorst sterven alle wespen met uitzondering van de nieuwe koninginnen. Deze zoeken een nieuwe schuilplek om te overwinteren zodat deze in het nieuwe voorjaar opnieuw kunnen beginnen met het beginsel van een nieuwe wespennest.
Temperatuur:
- Hoe hoger de luchttemperatuur, hoe actiever de wespen zich gaan gedragen. Tijdens de winterperiode alleen overwinterende jonge koninginnen.
Schuilplaatsen:
- Beschutte plaatsen als: Spouwmuren, vlieringen, schuren, holletjes onder bomen en struiken, onder dakgoten, kippenhokken, dakpannen, onder windveren, e.d.